In het boekenprogramma Brommer op Zee zag ik een interview met Anjet Daanje, toevallig, want ik kijk het programma nooit. Maar ik vond interessant wat ik zag en en ik kon al meteen niet wachten om haar nieuwste roman Het lied van ooievaar en dromedaris (over die wonderlijke titel verderop meer) te gaan lezen. Net als Daanje ben ook ik een enorme Brontë-fan. Vandaar dat het decor en de achtergrond van deze roman mij persoonlijk nog extra aanspraken. Klik hieronder als je ook geïnspireerd wilt worden door Anjet Daanje zelf.
Mijn kennismaking met deze grote Spaanse auteur begon met zijn roman Berta Isla (2017)
Al bij de eerste alinea neemt Marías (1951) de lezer bij de lurven, Berta Isla opent zo:
Een tijdlang was ze er niet zeker van of haar man wel haar man was, min of meer zoals je, in de halfslaap, niet weet of je denkt of droomt, of je je geest nog stuurt of die door oververmoeidheid bent kwijtgeraakt. Soms geloofde ze van wel, soms van niet, en soms besloot ze niets te geloven en gewoon verder te leven met hem, of met degene die op hem leek, die ouder was dan hij. Maar zijzelf was ook ouder geworden tijdens zijn afwezigheid, ze was heel jong toen ze trouwde.
Er zit niets anders op dan door te lezen, in de hoop dat het raadsel zal worden ontrafeld. Of dat zal gebeuren laat ik graag in het midden. Geheimen en verraad zijn belangrijke thema’s in het werk van Marias. Zijn omvangrijke romans staan boordevol ellenlange zinnen, alinea’s en bladzijden vol gedachten, van de hak op de tak soms, van de hoofdpersoon. De lezer wordt in de gedachtengang meegezogen en iedere gedachte heeft waarde voor het verhaal. Hoe kun je weten wat een ander denkt? Simpel: je kunt het nooit weten.
Wat de hoofdpersoon, Tomás Nevinson, precies doet en meemaakt weet de lezer niet en toch is hij degene om wie alles draait in Berta Isla. Tomás en Berta groeien op in Madrid en zijn jeugdliefdes, vastbesloten met elkaar te gaan trouwen. Tomás heeft door zijn Engelse vader roots in Engeland en gaat studeren in Oxford. Daar overkomt hem iets dat hun beider levens voorgoed veranderen zal. Het geheim en het onzichtbare, dat in feite in ieders leven bestaat, wordt uitvergroot door het leven van Tomas, en de focus op zijn vrouw Berta, die moet leren leven met weinig informatie over zijn leven en lange periodes van zijn afwezigheid. Het is beter voor haar om het niet te weten, is de motivatie. Maar is dat zo?
Vooraanstaande figuren staan tegenwoordig zozeer in de schijnwerpers dat ze door de overbelichting worden uitgeschakeld, en in de toekomst zal dat alleen maar erger worden. Ze kunnen geen stap zetten zonder te worden gevolgd door journalisten en cameramensen, zonder te worden bewaakt, en op die manier kan er niets worden gevormd. Niets is van invloed zonder mysterie, zonder nevel, en we zijn op weg naar een werkelijkheid zonder duisternis, bijna zonderclair-obscur. Al het bekende is voorbestemd om razendsnel te worden verzwolgen en gebagatelliseerd, en daardoor geen echte invloed te hebben. Wat zichtbaar is, wat een spektakel voor iedereen is, zal nooit veranderen. De vorm is geen zier veranderd, in tegenstelling tot wat de meeste mensen geloven omdat drie astronauten enkele jaren geleden de maan hebben betreden. Alles is daarna hetzelfde gebleven, wat voor verschil heeft het gemaakt voor iemands leven, om maar te zwijgen van de werking en de configuratie van het universium. De heldendaad werd zelfs rechtstreeks uitgezonden op tv, zie hier het bewijs van de irrelevantie ervan. Wat beslissend is wordt nooit getoond, zelfs niet meegedeeld, of niet op het moment zelf, integendeel, het wordt altijd of ontzettend lang verborgen gehouden en verzwegen: het wordt hoogstens verteld wanneer het niet interessant meer is, wanneer het een ver verleden is geworden, en het verleden laat de mensen koud, ze denken dat het hun niet aangaat en dat er niets aan valt te veranderen en wat dit laatste betreft hebben ze gelijk (..) Zij die in nevelen gehuld en met hun rug naar de rest handelen, die geen erkenning eisen of nodig hebben, zij zijn degenen die het universum het meest verstoren. Zeer zelden, dat is waar..
Net als Berta moet de lezer aanvaarden dat het leven van de hoofdpersoon in geheimen gehuld is. Als zij het niet weet kan ze ook niets verraden. Ze leert zich erbij neer te leggen en leeft het leven met de kinderen voort. Als hij vermist raakt weet ook de lezer lange tijd niet wat er is voorgevallen, en of hij terug komt. Marias is lang van stof en je moet van lappen tekst houden om hem te kunnen waarderen. In Berta Isla gebruikt Marias T.S. Elliot bij tijd en wijle, om zijn punt te maken.
Wij sterven met hen die sterven; ziet, zij vertrekken, en wij gaan met hen mee. We worden geboren met de doden: ziet zij keren terug en brengen ons met zicht mee.
(Thomas bladert in Little Gidding, T.S. Elliot en leest de zin)
Wat is het leven, wat houdt het in, wat is de zin van je eigen leven en dat van de ander, of jullie leven samen. Kun je weten wat het inhoudt? Het leven van een ander? Is wat getoond wordt het ware leven? Als iemand een dubbelleven leidt, welke is dan zijn echte leven? Wanneer is het leven waardevol, wanneer is de dood een zinvolle oplossing, wat is goed en wat is kwaad. Berta Isla weet niet wat haar man doet, alleen dat het gevaarlijk is. Het wordt niet eens ‘geheim’ genoemd wat hij doet of waar hij is: het bestaat gewoonweg niet. Dat gaat nog een heel niveau dieper dan geheim.
‘Je hebt gezegd dat mensen zoals zij geloven dat er iets is wat er niet is. Maar het is er wel. Het is er altijd, is het niet? En jij houdt je ermee bezig, zit er middenin, je bent daar. In wat er is.’ (…) ‘We kunnen het beter andersom zeggen, Berta,’ antwoordde hij, terwijl hij zich terugtrok en zijn handen ophief als iemand die ergens van afziet (..): Zefs wat er is, is er niet.’
(…)
Je begrijpt het niet omdat je het niet kUnt begrijpen, Berta. Maar omdat het je niet aangaat, is dat niets bijzonders. Dat het niet binnen je bereik ligt bewijs je met het verkeerde gebruik van de verbale tijd, je denkt in termen die niet bestaan. Je hebt gezegd dat wat wij doen in de vergetelheid zal raken of onbekend zal blijven. Correct zou zijn te zeggen dat wij wij doen AL in de vergetelheid is geraakt, op het moment zelf waarop we het doen. En uiteraard ook onbekend zal blijven. Zoals alles wat degene zou doen die bijvoorbeeld niet geboren is. Iets dergelijk is het. Zelfs voordat we het doen is het al in de vergetelheid geraakt. In feite is er geen verschil tussen het ervoor en erna. Alles wat niet gedaan is, is niet gedaan, en ook daarna is het gedaan, zodat alles altijd is zoals het was en exact hetzelfde blijft. Zelfs tijdens het tijdens is het niet gedaan, of beter gezegd, wordt het niet gedaan.. Ik geef toe dat het niet erg makkelijk te begrijpen is.
Schitterende zinnen die de lezer dwingen tot nadenken. Gelukkig is het oeuvre van de grote Spaanse auteur omvangrijk.
‘Zoals de dood lijkt op het leven, aangezien het zich tussen twee levens bevindt,’ herinnerde ik me toen weer, wachtend op het tweede. En ook herhaalde ik, fluisterend voor me heen, de dichtregels die meer geschikt waren voor dromerijen dan voor wanhoop: ‘We worden geboren met de doden, ziet, zij keren terug en brengen ons met zich mee.’
De dood overvalt de mensen vaak, en ook de hoofdpersonen in de werken van Marias. In ‘Denk morgen op het slagveld aan mij‘ uit 1996 in het extreme: een overspelsituatie verzandt in een drama als de vrouw in kwestie nog voor er iets gebeurd is het leven laat. De eerste alinea luidt als volgt:
Geen mens staat er ooit bij stil dat het kan gebeuren dat hij plotseling een dode vrouw in zijn armen houdt en dat hij het gezicht van haar, van wie hij zich de naam herinnert, niet meer zal zien. Geen mens staat er ooit bij stil dat iemand dood kan gaan op het meest ongelegen moment hoewel dat aan de lopende band gebeurt, en we geloven niet dat iemand plotsklaps in onze nabijheid zal sterven.
Zo ontwikkelt zich een intrigerende historie. Wat gaat hoofdpersoon Victor Frances aanvangen met deze situatie, te meer nijpend daar er een jongetje van twee, haar zoontje, in een andere kamer ligt te slapen.
Niet alleen verdwijnt degene die ik ben maar ook degene die ik geweest ben, niet alleen ik maar mijn hele geheugen, alles was ik ken en geleerd heb en ook mijn herinneringen en wat ik gezien heb, de duizend-en een dingen die aan mijn ogen voorbij zijn getrokken en die niemand iets aangaan en die niemand van nut zijn en die nutteloos worden als ik sterf.)
Het werk van de Spaanse auteur is spannend en veelomvattend. Er zijn zoveel mensen en zoveel beweegredenen. Wat zou je zelf doen in deze situatie? Zou je het kind achterlaten? De mens is geneigd in te vullen voor een ander. Een gebeurtenis, een verleden, een motief, een situatie. De werkelijkheid kunnen wij niet werkelijk kennen. Ook een herinnering is niet waarheidsgetrouw maar slechts een interpretatie.
Een zekerheid is er voor allemaal: er komt een einde aan. Eens komt de dood. De personages in de boeken van Marias tonen ons dat het leven verder gaat na de dood (wat we al weten) maar vooral: dat jouw invloed maar gering is, dat het maar weinig verschil maakt of je er was of niet. Het kind komt wel groot. Het zal het geheim van het overlijden van zijn moeder wel of niet te weten komen, wat doet het er toe? Wij zijn geneigd onszelf zo belangrijk te vinden, ons leven, ons werk, onze kinderen. Maar in feite zijn we maar een nietig deel van het geheel.
Wanneer de dingen eindigen staat hun aantal vast en dan worden ze afhankelijk van hun vertellers, maar voor korte tijd en niet helemaal, men komt nooit helemaal uit de schaduw, de anderen blijven bestaan en er zal altijd iemand zijn voor wie iets geheid wordt gehouden. (….) En hoe weinig blijft er over van elk individu in de tijd die zinloos is zoals de glibberige sneeuw, hoe weinig beklijft en van dat weinige wordt zoveel verzwegen, en van wat niet verzwegen wrodt herinnert men zich later slechts een uiterst klein gedeelte en gedurende korte tijd intussen zijn en langzaam op weg om te worden uitgewist en om alleen verder te gaan langs de rug of de achterkant van die tijd, wat iemand niet kan blijven denken en geen afscheid kan blijven nemen: ‘Vaarwel lach en vaarwel onrecht. Ik zal jullie niet meer zien en jullie zullen mij niet meer zien. En vaarwel passie, vaarwel herinneringen.‘
Marias lezen is een les in nederigheid. Probeer maar.
Holden Caulfield is de protagonist en verteller in de wereldberoemde klassieke roman The Catcher in the Rye (1951) ( J.D. Salinger 1919-2010). Vlak na de herlezing van dat werk las ik de roman Engleby (2007) van Sebastian Faulks (1953). Boeken die je naar de strot grijpen en niet meer loslaten.
Eerst maar eens naar Holden Caulfield, de bekendste van de twee. Generaties zijn met hem opgegroeid. Ik las zijn stem (Holden is de verteller) op de middelbare school als verplicht nummer, op de literatuur opleiding uit interesse en recentelijk opnieuw, zowel in het Engels als in het Nederlands, uit nieuwsgierigheid. Hoe klinkt Holden in mijn moedertaal? Zijn stem, taalgebruik, accent en woordkeuze zijn wonderlijk goed gevat in de vertaling van Johan Hos uit 2012 (De Bezig Bij).
That annoyed me, for some reason’ Oh Christ. Don’t spoil it,’ I said. ‘I’m twelve, for Chrissake. I’m big for my age.’ ‘Listen. I toleja about that. I don’t like that type language,’ she said. ‘If you’re gonna use that type language, I can go sit down with my girl friends, you know.’ I apologized like a madman, because the band was starting a fast one. She started jitterbugging with me – but just very nice and easy, not corny. She was really good. All you had to do was touch her. And when she turned around, her pretty little butt twitched so nice and all. She knocked me out. I mean it. (…) Girls. Jesus Christ. They can drive you crazy. They really can.
Dat vond ik vervelend, om de een of andere reden. ‘O, jezus. Verpest het nou niet,’ zei ik. ‘Ik ben twaalf, nou goed? Ik ben groot voor mijn leeftijd.’ ‘Luister ‘s. Ik zeg net dat ik niet van dat soort taal hou,’ zei ze. ‘Als je per se dat soort taal moet uitslaan zit ik zo weer bij mijn vriendinnen.’ Ik bood als een gek mijn verontschuldigingen aan, want de band zette een snel nummer in. Ze begon met me te jitterbuggen – maar gewoon lekker los, niet overdreven. Ze was echt goed. Je hoefde haar alleen maar aan te raken. En als ze draaide ging haar mooie kontje zo lekker heen en wer. Ik vond haar het einde. Serieus (…) Meisjes. Jezus Christus. Je kan er horendol van worden. Maar echt.
En wie is eigenlijk die vanger in het koren? Het verhaal speelt zich niet af op een boerderij middenin de korenvelden zoals ik oorspronkelijk aannam, maar juist heel erg in de stad (New York). In een conversatie met Phoebe, Holdens kleine zusje, tevens zijn lifeline, wordt de titel uitgelegd.
‘You know that song ‘if a body catch a body comin’ through the rye’? I’d like – ‘ ‘It’s ‘If a body meets a body coming through te rye’! old Phoebe said. ‘It’s a poem. By Robert Burns.’ ‘I know it’s a poem by Robert Burns.’ (…) ‘Anyway, I keep picturing all these little kids playing some game in this big field of rye and all. Thousands of little kids, and nobody’s around – nobody big, I mean – except me. And I’m standing on the edge of some crazy cliff. What I have to doe, I have to catch everybody if they start to go over the cliff – I mean if they’re running and they don’t look where they’re going I have to come out from somewhere and catch them. That’s all I’d do all day. I’d just be the catcher in the rye and all. I know it’s crazy, but that’s the only thing I’d really like to be. ‘
Holden kan op geen school aarden. Zijn verhaal wordt verteld alsof hij tegenover je zit en alleen jou in vertrouwen neemt. Holden Caulfield heeft persoonlijk verdriet dat hij moet verwerken, maar hij lijkt er eenzaam mee. Hij probeert wel aansluiting te zoeken, of antwoorden te krijgen van volwassenen in zijn omgeving, maar het gaat steeds mis. Het is invoelbaar, en ook duidelijk dat het langzaamaan bergafwaarts gaat. Als lezer hou je je hart vast. Het personage is je dierbaar geworden, het mag niet misgaan.
Datzelfde gevoel roept Engleby (2007) van Sebastian Faulks (1953) op. Faulks riep eenzelfde soort antiheld in leven. Ook Engleby hoor je praten en deelt zijn gedachten als verteller van zijn historie. Het is duidelijk dat hij zeer intelligent is en op alle fronten uit de toon valt op de Engelse posh kostschool waar hij een beurs voor heeft gekregen en vanaf het begin geen aansluiting vindt. Hij kent de gedragsregels niet, komt uit een ander milieu dan de rest en is niet bekend met het jargon. Hij wordt nergens ingewijd, maar apart gezet en vernederd.
By the end of the day there was no one in Collingham who didn’t refer to me as ‘Toilet’. Toilet Engleby, that was my name. (…) ‘Come here when I call you, Toilet. Don’t you know your own name?’ They took me to the Dump and held my head in the bowl, then flushed it. ‘What’s your name?’ ‘Engleby.’ They went on and on until finally when I came spluttering up, I answered, ‘Toilet.’ I thought that would satisfy them, but they seemed dissappointed when they let me go.
Mike Engleby drinkt en slikt pillen, vlucht in verdoving, alleen met zijn malende gedachten over tijd en helaal, leven en dood. Hij probeert het recente overlijden van zijn vader te bevatten. Troost is er niet. Zijn moeder stuurt koekjes en briefjes maar heeft geen idee van zijn lijden (wie heeft dat wel als ouder van zijn puberkind). Mike raakt gefascineerd door Jennifer, een meisje van school, en is zoveel hij kan in haar buurt. Hij waant zich belangrijk voor haar, maar de lezer voelt dat de liefde niet wordt beantwoord en dat Jennifer hem, net als de meeste anderen, niet echt ziet staan. Op een dag verdwijnt Jennifer. Dan is het de vraag in hoeverre, en of, Mike betrokken is. Zijn gedachten over de dood malen maar door.
It’s pretty simple stuff, death. Say what you like about death, there’s nothing fancy about it. (…). There was that poem by Catullus we had to translate for the scholarship to Chatfield. Soles occidere et redire possunt. The sun can set and rise again. But for us, once the short light is snuffed out, there is just one long night to be slept through. (…)
… since the lux, the light, of our living is so brevis, short, compared to the perpetua, everlasting, nox, night, that is dormienda, to be slept through, then it’s pointless to worry ourselves about what we do in it. What is a moment in eternity? Of no account. Of no account at all.
En
Time makes us pointless. If time is as we envisage it, our lives are not worth living. Time is probably not as we envisage it – sequential. But since we are incapable of viewing it in any other way, it might as well be. If the colour green is truly red but to every living creature it is experienced as green, then green it might as well be. And if the natural selection of mutations made by random errors in cell division had given us a conscious mind that cannot understand – no, cannot conceive – one of the dimensions it inhabits, we might as well be dead. I hope for reincarnation when we and our conscious mind have evolved a little more, say ten million years from now. I do believe in reincarnation for the simple reason that I’m certain that I personally have lived before – and within the last century, which is worrying. I don’t want to come back that soon. Christ.
De worsteling van Mike Engleby met zijn identiteit wordt o.a. geillustreerd door zijn bijnamen. Als hij een baan bemachtigt als journalist, moet zijn identiteit vrouwelijk zijn en hij noemt zich Michele Wants. Hij heette al Michael, Mike, Toilet dus, Irish Mike, Groucho en Prufrock. Meer en meer intrigeert het: wie IS hij eigenlijk. De tekortkomingen van het menselijke brein blijven hem maar intrigeren: ‘We’re deaf men working as musicians; we play the music but we can’t hear it.’
Zowel Mike Engleby als Holden Caulfield staan buiten de groep, buiten de maatschappij en moeten hun emotionele klappen in hun eentje verwerken. Gevangen in hun eigen gedachten en niet in staat die ban te doorbreken vinden ze geen aansluiting bij de anderen en zijn daardoor veroordeeld tot een grenzeloze en angstaanjagende eenzaamheid. Beide boeken zijn pageturners, geschreven naar de climax, tot op het laatst intrigerend.
Salinger publiceerde The Catcher in the Rye in de jaren 50 van de vorige eeuw en Faulks’ roman stamt uit 2007, er verandert niets en dit soort geschiedenissen zullen altijd deel uitmaken van het menselijk leven, het menselijk lijden. De (kost)scholen als broedplaats van traumatische treiterijen, het onbegrip en onvermogen van ouders om hun kind te horen, het tekortschieten van volwassenen in de omgeving van kwetsbare jongeren die ze wegsturen of niet willen zien. Het is van alle tijden. Maar de inzichten door boeken als deze kunnen soms misschien het verschil maken.
Uit The Cather in the Rye:
Anyway, I’m sort of glad they’ve got the atomic bomb invented. If there’s ever another war. I’m going to sit right the hell on top of it. I’ll volunteer for it. I swear to God I will.
Uit Engleby:
”Man, because he is a man, because he possesses consciousness, is already, in comparison to the jackass or the crab, a sick animal. Consciousness is a disease.’ (Miquel de Unamumo)
Een parel van een novelle, nagelaten door de Oostenrijkse auteur Stefan Zweig (1881-1942). Tijdens zijn leven werd slechts een fragment van dit verhaal, getiteld Die Reise der Vergangenheit, gepubliceerd (1929). Pas na 1960 werd het volledige werk ontdekt en de eerste druk verscheen in 1987 met als titel Widerstand der Wirklichkeit.
Een hartstocht overkomt de jonge Ludwig, en hij worstelt ermee want zijn liefde is van de verboden soort. Hij ondergaat haar, niet fantaserend over een toekomst, of zelfs maar hopend op een affaire, maar genietend van het geluk van de nabijheid van de vrouw voor wie hij vanaf het eerste moment ‘een fanatieke, ongeremd, onvoorwaardelijk harstochtelijke liefde‘ voelt. Aan dat heimelijke geluk en zijn tevredenheid ermee komt een eind als Ludwig voor twee jaar naar Mexico wordt gestuurd voor zaken. Pas als hij dat haar vertelt ontdekt hij het nooit voor mogelijk gehouden wonder: de gevoelens waren en zijn wederzijds. Zelden werd een hartstocht zo zinnelijk beschreven als hier door Zweig:
Niet hij had haar tegen zich aangetrokken en niet zij hem, ze waren op elkaar afgevlogen, als door een storm tegen elkaar aan geklapt, ze stortten met elkaar, in elkaar, in een bodemloze put, en daarin onbewust wegzinken veroorzaakte een zoet en tegelijkertijd brandend gevoel van onmacht – ontstoken door een magneet van het toeval ontlaadde zich een te lang opgekropt gevoel in één enkele seconde.
De geliefden scheiden, voor de beloofde periode van twee jaar die hij, al is het een kwelling, vastberaden doorkomt, aftellend en vooruit rekenend naar het einde van de lijdensweg die de afstand behelst. Maar dan begint de Eerste Wereldoorlog in Europa en daardoor verandert alles. En hoe sterk een liefde ook: zij moet onderhouden worden om niet verloren te gaan.
Het ligt niet in de menselijke aard alleen op herinneringen te teren, en zoals planten en welk schepsel dan ook voedsel uit de aarde en steeds nieuw gefilterd licht uit de hemel nodig hebben, zodat hun kleuren niet verbleken en de bloemkelken niet verwelkt hun bladeren verliezen, zo hebben ook dromen, ook dromen die schijnbaar niet van deze aarde zijn, voedsel nodig van het zinnelijke, ondersteund door tederheid en beelden, anders stolt hun bloed en de intensiteit van hun licht verbleekt.
Hoe het verder gaat laat ik graag aan de lezer zelf om te ontdekken.
Stefan Zweig werd geboren in Wenen, was joods, pacifist, humanist en schrijver. In 1942 pleegde hij zelfmoord, samen met zijn tweede vrouw.
Was De laatste verhalen het eerste boek geweest van de Poolse auteur Olga Tokarczuk dat ik in handen had gekregen, dan had ik het halverwege terzijde gelegd en de rest van haar oeuvre laten zitten. Ik begreep er namelijk maar weinig van. Wie is wie en wat gebeurt er nu eigenlijk? Beschrijft het een droom? Hoezo is er verband tussen deze personages en als dat verband er is, waarom zie ik het dan niet?
Maar De laatste verhalen was het tweedeboek dat ik van haar las en tegen die tijd lag ik allang aan haar voeten van bewondering, want ik las eerst haar grootse roman Jaag je ploeg over de botten van de doden. En toen de rest…
Bekentenissen van Zeno (1923) is de meest bekende roman van de Italiaanse auteur Italo Svevo (1861-1928). Een klassiek werk dat we niet gekend zouden hebben als hij en James Joyce elkaar niet hadden ontmoet in Triest in 1907. De bekende Ierse auteur prees het werk van Svevo, dat tot dusver niet goed was ontvangen (Bekentenissen van Zeno is zijn derde roman). Op zijn beurt lijkt Italo Svevo (pseudoniem van zakenman Ettore Schmitz, van joodse komaf, Duitse vader, Italiaanse moeder) model te hebben gestaan voor Leopold Bloom, de hoofdpersoon uit Ulysses. La Coscienza dit Zeno is in 1923 in eigen beheer door Svevo uitgegeven. Het is een vermakelijke pschologische roman over de over zichzelf vertellende Zeno Cosini. De figuur van Cosini lijkt te zijn gestoeld op Ettore Schmitz zelf. Zo was hij net als Zeno een verstokte roker. In 1928 komt Schmitz ten gevolge van een auto-ongeluk in het ziekenhuis terecht. Volgens de overlevering heeft hij in het ziekenhuis gesmeekt om een sigaret, waarvan hij zwoor dat het zijn laatste zou zijn. Hij overleefde het ongeval niet, en de sigaret werd hem geweigerd. Hoofstuk 1 van Bekentenissen van Zeno is geheel gewijd aan Zeno’s rookverslaving, zijn geworstel ermee en zijn (lachwekkende) pogingen ervan af te komen. Met een fijne ironische stem beschreven, zoals ook de andere hoofdstukken.
De Kleine Johannes… Ik veronderstel alle literatuurbelangstellenden bekend met deze titel, alleen de naam zal al voldoende zijn. Als student Nederlands moest me er destijds doorheen worstelen. De Kleine Johannes las ik als een sprookje. Maar dit bekende werk van Frederik van Eeden (1860-1932) is meer dan dat. Bijna veertig jaar na de eerste keer herlas ik het onlangs, met andere ogen.
Chinese literatuur is een aparte afdeling voor de Literatuurder. Afgrijzen gaat hand in hand met hardop lachen. Voor mij was dat nieuw. Eerst dat lachen maar: alleen al de namen van de personages zijn memorabel, hier en daar dolkomisch, in ieder geval altijd tekenend en overtuigend, hard en treffend. Kaalkop Li, Tong de Smid, Zhang de Kleermaker, Yu de Tandentrekker, vader en zoon Guan de Schaar, IJslolly Wang, Triomf Zhao en Succes Liu, Dichter Zhao en Schrijver Li. Dat zijn wat willekeurige namen, dorpsgenoten die steevast genoemd worden naar het beroep dat ze uitoefenen of naar in het oog lopende of bij intimi bekend veronderstelde kenmerken, vaak uiterlijkheden. Deze namen komen uit het heerlijk omvangrijke Broers (bijna 900 p) van de Chinese auteur Yu Hua (1960). Door mij in eerste instantie gekocht zonder enige voorkennis, na een blik op de omslag. Geniet maar even mee:
Yu Hua wordt vergeleken met grote namen als James Joyce, Gunter Grass en Nadine Gordimer. Mag van mij, maar ik vind Chinese literatuur wel een aparte categorie.
Wat hou ik van het werk van Saul Bellow (1915-2005). Van alles wat ik tot nu toe van deze auteur las (niet alles staat op de foto) is de roman over Mozes Herzog (uit 1964) mijn favoriet. Dat is ook wel te zien aan de verfrommelde staat van mijn pocketexemplaar, beduimeld, vol ezelsoren en aantekeningen. ‘A well-nigh faultless novel’ jubelt de New Yorker op de achterflap. In de meeste boeken van Bellow is de hoofdpersoon een Joodse man van middelbare leeftijd. Mozes Herzog is dat ook.
Is he crazy? Or a genius?
Krankzinnig of geniaal? Herzog is een professor van 46 jaar in een midlife crisis. Hij schrijft brieven. In zijn hoofd en op papier. Aan zijn vrouw, maar ook aan zijn arts of wie dan ook uit zijn omgeving. De brieven worden nooit verstuurd. Door de tekst van de brieven (o.a) krijgt de lezer inzicht in Herzogs worstelingen, en wordt hij al gauw een dierbare, want menselijke, romanheld. Herkenbare emoties, twijfels, zorgen, onzekerheden en angsten onder woorden gebracht. De woorden die Herzog verborgen houdt voor de mensen om hem heen zijn bij de lezer wel bekend. Dat geeft een samenzweerderig gevoel. Je begrijpt hem. Zo sta je als lezer eigenlijk altijd aan de kant van Herzog: je beschouwt vanuit zijn perspectief.
Van het grote oeuvre https://www.bashevissinger.com/books van de meesterlijke Isaac Bashevis Singer (1904-1991) heb ik maar enkele werken gelezen (w.o. het trio op de foto) maar ik hou me aanbevolen. Als je een auteur als Singer hebt gelezen valt wat je daarna ook oppakt als leesvoer meteen tegen. Zijn verhalen zijn rijk. Rijk aan humor, rijk aan empathie, getuigend van een onwaarschijnlijke fantasie en nergens het realisme schuwend. Zijn hoofdpersonen zijn zonderling en de verhalen die ze te vertellen hebben, de avonturen die ze hebben beleefd, de dromen en gedachten die ze hebben, zijn anders dan alles dat ik ken.
Kaddiesj ben Mazliach was geboren in het Heilige Land als zoon van een polygame Sefardische jood en diens jonge doofstomme vrouw, een tot het jodendom bekeerde Tartaarse, en hij had over de hele wereld gezwarven met zijn cameeen en toverspreuken
( uit De jood uit Babylon)
Dit verhaal uit de bundel De dood van Methusalem kun je echt niet meer wegleggen. Een vreemde wereld schetst Singer, een ongekende wereld. Met veel empathie voor de mens, het menszijn, het lijden, het niet mee kunnen komen in de wereld, de wereld die boosaardig is voor velen die lijden onder gewelddadige regiems van onderdrukking en onmenselijkheid. Als geen ander brengt Singer de gevolgen van de holocaust voor het overlevende individu in beeld. Wat is overleven, als je zoiets hebt meegemaakt. Dat is voor mensen als ik niet te vatten.
De hoofdpersonen in Vijanden (ondertitel: een liefdesroman) hebben de holocaust overleefd en worstelen zich door het leven dat daarna nog mogelijk is. Herman Broder is getrouwd met de boerin die hem jarenlang van een onderduikadres voorzag. Schuilen is een tweede natuur geworden, alsof het gevaar nog loert. Het is aangrijpend.
De nazi’s waren weer aan de macht en hadden New York bezet. Herman hield zich schuil in zijn eigen badkamer. Jadwiga had de deur laten dichtmetselen en schilderen zodat hij niet te onderscheiden viel van de rest van de muur. ‘Eens kijken waar ik zou kunnen zitten. De wc-pot is wel geschikt. Ik zou in de badkuip kunnen slapen. Nee, die is te klein.’ Herman bekeek de tegelvloer om te zien of er genoeg ruimte was om languit te liggen. Maar zelfs als hij dwars ging liggen, zou hij zijn knieen op moeten trekken. In ieder geval zou hij voldoende licht en frisse lucht hebben hier. Het badkamerraam kwam uit op een smalle binnenplaats. Herman begon uit te rekenen wat hij nodig had om in leven te blijven. Jadwiga moest hem iedere dag twee of drie aardappels brengen, een sneetje brood, een stukje kaas, een eetlepel plantaardige olie en zo nu en dan een vitaminepil.
Zijn echtgenote Tamara is bij zijn weten omgekomen in het kamp. Dan is er nog zijn maitresse Masja, die ook van alles heeft beleefd in de oorlog. Beschadigde mensen, die zich vastklampen aan elkaar.
Het zijn de overlevenden van het ondenkbare leed, de rest van hun leven blijven ze dat. De anderen zijn dood. Waarom leef ik nog? Waarom moesten zij sterven? Het leed is te groot om te dragen, en toch leven de mensen door. Singer maakt het bespreekbaar, en inzichtelijk.
Herman herinnerde zich ineens zijn besluit om een goede jood te worden, om terug te keren naar de Sjoelchan-aroeg en de Gemara. Hoe vaak had hij niet zulke besluiten genomen! Hoe vaak had hij niet geprobeerd om de wereldse zaken in hun gezicht te spuwen! Maar telkens weer was hij weggelokt. En nu was hij op weg naar een feestje. De helft van zijn volk was gemarteld en vermoord, en de andere helft gaf feestjes.
Isaac Bashevis Singer werd in 1904 in Polen geboren en emigreerde in 1935 naar Amerika. In 1978 werd hem de Nobelprijs voor de literatuur toegekend.
Een groot schrijver die veel te vertellen heeft en met zijn werk ogen opent die anders gesloten zouden blijven. Het zou mooi zijn als mensen hem zouden blijven lezen.
Op de vraag wanneer hij is gaan schrijven antwoordt Singer: ‘Toen ik werd geboren vroeg mijn moeder aan de vroedvrouw, is het een jongen of een meisje? Geen van beide, zei zij, het is een schrijver.’
Rijke verhalen vol humor, altijd, voor mij is Singers werk een bijzonder groot en verrijkend genot.