In het boekenprogramma Brommer op Zee zag ik een interview met Anjet Daanje, toevallig, want ik kijk het programma nooit. Maar ik vond interessant wat ik zag en en ik kon al meteen niet wachten om haar nieuwste roman Het lied van ooievaar en dromedaris (over die wonderlijke titel verderop meer) te gaan lezen. Net als Daanje ben ook ik een enorme Brontë-fan. Vandaar dat het decor en de achtergrond van deze roman mij persoonlijk nog extra aanspraken. Klik hieronder als je ook geïnspireerd wilt worden door Anjet Daanje zelf.
Anjet Daanje bij Brommer op zee gemist? Start met kijken op NPO Start
Het lied van ooievaar en dromedaris (2022) is een zwaarlijvig boek (650 pgs) en ik heb het werkelijk in een ruk uitgelezen. Want echt alles eraan intrigeerde mij. De titel, de vertelde tijd, de verteltijd, hoofdpersonen en bijfiguren, de verhaalmethode waarin het wisselend perspectief nooit storend is, de samenhang tussen de verhalen onderling en met name het hoofdthema: het leven en de dood (jazeker, de ooievaar en de dromedaris, maar vast anders dan je nu denkt) en de repetitie daarvan in elk mensenleven, door de eeuwen heen en tot in voor altijd.
Een fractie van een seconde zag ik de onmenselijke werkelijkheid waarin we ons bevonden, het voortdurende omzien, weerkeren, herverdelen dat Leven heet, een stoelendans die duizelig eindigt in de wieg van het graf (Eliza May Drayden).
Dit boek beslaat eeuwen, speelt zich af vanaf 1788 tot 2030. De lezer wordt meegetrokken in de levens, en dood, van heel veel verschillende personages. De perspectiefwisseling is geniaal. De protagonist in het volgende deel is verbonden met de vorige, of degene daarvoor. Verbonden op de een of andere manier tenminste. Soms ontdekt de lezer pas laat het verband, maar het is er altijd. De nieuwe verhaallijn is vanaf de eerste alinea al zo boeiend, dat de lezer al niet meer taalt naar het vorige verhaal of de vorige personages, maar vooral wil weten wat er nu weer gaat gebeuren. En ook de verbintenis met eerdere figuren vinden triggert daarin. Dat met name vind ik razend knap aan dit werk.
Elk hoofdstuk handelt om een ander personage, in verschillende tijdvakken (chronologisch, soms overlappend). Het zijn:
- Susan Knowles -Chester (1788-1851)
- Grace Jennings – Appleton (1814-1870)
- Kathleen Chambers (1858-1881)
- Emery Bowman (1858-1881)
- Clyde Middleton (1825-1894)
- Jonas Croft (1839-1906)
- Phoebe Selena Goodman-Deering (1863-1912)
- Amélie de Louvriere des Garrons (1895-1971)
- Dagmar Balthasar / Dora Barker (1934-1988)
- Emery Niles (1947-2030)
- Ties Auwerda (1956-2007)
Na elk hoofdstuk wordt bechouwende informatie gegeven over de gezusters Drayden (Eliza May, Millicent en Helen) door o.a. haar biograaf Agnes Chambers. Het derde personage, Kathleen Chambers, is de dochter van Agnes. Via Kathleen raakt de lezer meer betrokken bij het leven van de biograaf, haar werkwijze, de vragen waar ze mee worstelt (en waar de lezer soms het antwoord al op weet of nog te weten komt). En door de ‘inside information’ die de lezer via Kathleen verkrijgt, weet de lezer meer dan de latere hoofdpersonages. Ook andere betrokkenen komen in dit ogenschijnlijk informatieve maar uiteraard ook fictieve deel ‘aan het woord’. Vragen als: waar is het notitieboekje van Eliza May, wie heeft het en was het echt door haar geschreven? Wat betekenen de codes en aantekeningen erin. En ook: was Eliza May dood, of is ze verdwenen, en waar is ze begraven. Tot de laatste letter houdt het de lezer geboeid.
Kort en goed: het boek gaat over leven en dood. Mooi verwoord door Emery Bowman in hoofdstuk 4 van het boek:
Alles bestaat maar en gaat maar door, op iedere zomer volgt een nieuwe zomer, op iedere nacht een dag en weer een nacht, bloemen zijn nauwelijks uitgebloeid en uit de zaden groeien alweer nieuwe. Ieder mens krijgt een kind en dat krijgt weer een kind en dat op zijn beurt ook weer een kind, het maakt niet uit wat jou overkomt, want er is in jouw plaats altijd een ander, even goedgelovig en vermeend bijzonder en vervangbaar als jij, en die hele aardse tredmolen draait zo maar door, tot in de eeuwigheid der eeuwigheden.
Een helder perspectief in deze tijd van ego en zelfverheerlijking: het individu bestaat niet, een mens is nietig. De natuur is overweldigend en alom machtig en overwint alles. Graven worden overwoekerd, kinderen worden geboren en sterven. Een generatie later en de vorige is vergeten. Het menselijk bestaan is vluchtig en in wezen onbelangrijk. De mens is deel van de natuur, is er afhankelijk van en staat er niet boven (of onder).
De personages van de gezusters Drayden zijn gebaseerd op de wereldberoemde gezusters Brontë: Emily, Charlotte, Anne die in de 18e eeuw hun meesterwerken (o.a. Wuthering Heights en Jane Eyre) schreven, net als Eliza May en Millicent. In Haworth (GB) bezocht ik jaren geleden het geboortedorp, de begraafplaats en museum in het woonhuis van de Brontës en wandelden we daar over de oneindige moors (heidevelden). Een eeuwenoud landschap, waar de levens van de personages die Anjet Daanje schiep, wortels hebben. Ze beschrijft het met zoveel empathie voor de (onnozele) mens, en begrip voor haar/zijn handelen en verhouding tot de medemens die op zijn/haar beurt onwetend is en gedreven wordt door zijn/haar eigen natuur en achtergrond. Vergevingsgezind. De mens doet zijn best, maar kan het kleinzijn niet ontgroeien en het bestaan, en niet-bestaan, niet werkelijk doorzien.
En dat niet-begrijpen – het wonder van het leven, het mysterie van de dood – laat zich alleen vangen in kunst. (Agnes Chambers)
Ooievaars wellicht, maar dromedarissen komen niet voor in dit deel van de wereld. Duidelijk is dat dit symbolen zijn. Maar waar verwijzen ze naar? De ooievaar ligt voor de hand, dat zal de geboorte zijn? Maar de dromedaris? Het is allemaal nog net iets ingewikkelder dan ik in eerste instantie dacht maar het wordt in het boek opgehelderd. De dromedaris is het symbool van het hiernamaals, of althans, de hemel zoals die wordt voorgehouden aan de mensen. Laure, de zus van personage 8. Amelie de Louvriere des Garrons, verklaart het op pag 417-419:
In haar gesprekken met hem, die ze in zijn werkkamer voeren en soms ook aan tafel, zodat Amelie ze hoort, stelt ze alles ter discussie, zelfs de uitgangspunten van het katholieke geloof, die hij niet kan bewijzen alleen dan door te citeren uit de Bijbel. Wat een vreemde cirkelredenering is, zegt zij, zoiets als het bestaan van een dromedaris aantonen, niet door er een te vangen en te bestuderen, maar door een koe te beschrijven, en via een ingewikkeld betoog te verklaren waarom bij deze dromedari de bult onder de buik hangt en niet op de rug is gegroeid, en waarom hij hoorns heeft en boe zegt, en wat niet zoal, net zolang totdat ik de belevenis van mensen een koe een dromedaris is geworden. En stuit iemand vervolgens op een echte dromedaris, dan houden de kenners vol dat het geen dromedaris kan zijn, want kijk maar, zeggen ze, lees de beschrijving.
Met de ooievaar wordt niet het ons bekende beeld van de vogel met de baby in een draagdoek in de snavel bedoeld. Het wordt verteld als parabel. Het handelt over een man die beweegt, hier en daar, her en der heen, en niet weet wat het doel is van zijn reis. Aan het eind van de reis is van bovenaf in het gelopen spoor het perfecte beeld van een ooievaar te zien. Het leven laat je een tocht maken waarvan je de zin tijdens het leven ervan niet inziet, maar wellicht ontdek je de zin ervan later, als je erop terugkijkt (of van bovenaf kijkt).
Tijd is een motief in dit boek, en in het laatste deel is de lezer beland in de tijd van de wetenschap. Heleen Klooster (de vriendin van Ties in het laatste deel) doet onderzoek naar tijd. Bestaat het eigenlijk wel?
Dus er is alleen Tijd als iemand verandering waarneemt, zegt ze. Wat als je gelooft dat er niets gebeurt, maar er gebeurt wel degelijk iets, je merkt het alleen niet. Ja, dat is eigenlijk ook hetzelfde, vinden ze, want hoe weet je dat er iets gebeurt als je het niet merkt (P601)
Heleen raakt door een lichamelijke toestand in een tijdloze situatie. Ties wordt uitgedaagd haar theorie te onderzoeken. Een zinderend en stijf van de spanning staand deel van het boek. Het laatste deel ook. Hier komt het allemaal op neer.
Op kwantumniveau leven we in een onvoorstelbare chaos, we zijn zelf ook uit die chaos gemaakt, onze lichamen, onze gedachten, en in die chaos bestaat geen Tijd, omdat de ene chaotische toestand in de volgende chaotische toestand overgaat, en er dus niets lijkt te veranderen. Alleen vanaf de drempel kijkend naar onze versimpelde geordende wereld der grote dingen ervaren we verandering, en dus Tijd. Die Tijd is het gevolg van ons onvermogen om te wereld te zien zoals hij werkelijk is.
Dit is met afstand een van de mooiste en intrigerendste boeken die ik ooit las. Ik ben vast van plan Daanjes hele oeuvre uit te pluizen. Ik begon onlangs met Gezel in marmer. Wat een ander boek! Andere tijd, ander thema, ander soort hoofpersonen. Maar opnieuw was ik snel ondergedompeld in de wereld die mij werd geschetst. Een wereld waar ik helemaal niets van wist, en waar ik nu heel anders naar kijkt.
GW 10/11/22