Categorieën
literatuur

leven om te werken

De ondertitel van dit boek, dat bestaat uit een verzameling scherp geschreven essays, luidt: Verhalen over de zin en onzin van ons werk. De auteur is Frida Boeke (1991), columnist en podcastmaker (samen met Eva Hoeke heeft ze de podcast Hoeke en Boeke, waarbij ze zich focussen op het onderwerp ’taal’). Talig is Boeke zeker, ze schrijft scherpe en grappige essays, die makkelijk onder de ogen wegglijden. Of dat laatste een aanbeveling is voor een essaybundel, daar kunnen de meningen over verschillen. Niemand heeft het op zijn sterfbed over zijn werk, is het uitgangspunt. Is werk belangrijk? Boeke gaat het onderzoeken. Zelf zegt ze: “Ik identificeer me met mijn werk en doe dat net zo goed bij anderen. We maken ons werk te belangrijk en hangen er teveel aan op.” (eh.. een bundel essays bijvoorbeeld?).

Sterfbed
Als niemand het op zijn sterfbed over zijn werk heeft, waarom vindt iedereen zijn (of haar) werk dan zo belangrijk? Werk is meer dan alleen je brood verdienen, voor veel mensen althans. Niet voor globetrotter Sam die in een essay voorkomt. Sam werkt om te kunnen reizen, en heeft daarmee werk ondergeschikt gemaakt aan zijn wezenlijke levensdoel.
Welke beroepen worden er onder de loep genomen in de bundel? Duidelijk lijkt dat Boeke zelf vooral ervaring heeft met werk dat met een laptop kan worden uitgevoerd, en dat zij daarbij ook niet gebonden is aan een bepaalde plaats. Inzichten komen van over de hele wereld, want Boeke is internationaal georiënteerd. In de coronatijd wijkt ze uit naar Berlijn en ze heeft een tijd in Congo gewerkt, “uitgekozen voor het talentprogramma van de biergigant” waar de arbeidsverhoudingen uiteraard anders zijn dan in West-Europa.

De essays zijn humoristisch, met nogal wat clichés: Françaises zijn charmant, Duitsers puntklich, digitale nomaden stellen eisen aan hun koffie en dragen een fladderjurk of jumpsuit. Ze vergelijkt ze met maden: ze vreten zich door de aarde heen (vanwege de vliegkilometers). Digitale nomaden geven cursussen aan potentiële nieuwe digitale nomaden en “zo worden we met zijn allen een groot circus”.

Vermakelijke voorbeelden en cliches
Al heeft Boeke zelf vooral ervaring met digitaal werk, ze haalt zeker ook een variëteit aan andere beroepsgroepen naar de bühne. Zoals verpleegkundige Guusje die niet rond kan komen van haar salaris en als zzp’er aan de slag gaat in de thuiszorg. Boeke zelf doet vrijwilligerswerk, bij de voedselbank. Ook goed voor een paar clichés over mensen die daar werken cq gebruik van maken: men draagt crocks en heeft tatoeages in de nek. De stewardess die wordt beschreven is zwaar opgemaakt en gaat pas vriendelijk doen als iemand een businessclass ticket toont. En in die businessclass wordt een passagier dan weer getypeerd als iemand die vast een upgrade heeft gekregen (en er dus niet thuishoort). De bagagemedewerker op Schiphol heeft last van zijn rug en werd “crowd manager” waar hij “in de tiktokrij” illegale fooien aannam en zo in de problemen komt. Een teveel aan stereotypering doet m.i. af aan de beschouwing.

Boeke schuwt de anglicismen niet: wellicht is het in de branche waar zij werkzaam is (geweest) gemeenplaats om Engels te gebruiken waar Nederlands ook zou kunnen, m.u.v. woorden als meeting en burnout misschien. Een willekeurige greep: quiet quitter, resting bitch face, digital nomad, growth marketeer, full experience (“ach ja, laat ik dan voor de full experience gaan”), tailor-made, the outdoors, purposeproject, collaborate with trust, work life balance, war on talent, workism, careers, coolingdowns, keycord, enz. enz. Voor haar doelgroep zit hier waarschijnlijk geen woord buiten de landsgrens bij.

Wat betekent werk nou?
Wil iedereen ‘ergens’ bijhoren? Is er ruimte voor individualiteit op de werkvloer of in de vergaderruimte? In hoeverre ontleent men de identiteit aan het werk of de beroepsgroep? Iedereen kijkt anders naar een rechter dan naar een putjesschepper. Maar beide beroepen worden niet door velen geambieerd. Frida Boeke schrijft over de zin en onzin van ons werkende leven. Haar doel is om licht te schijnen op hoe we ons leven en ons werk beleven en inrichten en benadrukken het belang te onderzoeken wat je nou écht wil. Ook dat is overigens niet voor iedereen weggelegd. Het blijft een luxe om zo na te kunnen denken over arbeid. Velen moeten gewoon de eindjes aan elkaar knopen, leuk of niet, ambitie of niet, kantoor of niet.

Boeke draagt haar gevatheid en scherpe pen graag uit, daar moet de lezer tegen bestand zijn. Soms is het wat flauw, soms ontzettend grappig, meermaals stereotyperend en ook “spot-on” .. Naast de grappige en soms wat hautaine toon beschikt Boeke ook over een andere blijkt gaandeweg de bundel: een zachtere en minder cynische toon, als ze schrijft over haar familie en dingen die haar aan het hart gaan. Dat maakt de lezer van het “merk” Frida Boeke, zoals zij het omschrijft, nieuwsgierig naar de verhalen van de “mens” Frida Boeke.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow