Was De laatste verhalen het eerste boek geweest van de Poolse auteur Olga Tokarczuk dat ik in handen had gekregen, dan had ik het halverwege terzijde gelegd en de rest van haar oeuvre laten zitten. Ik begreep er namelijk maar weinig van. Wie is wie en wat gebeurt er nu eigenlijk? Beschrijft het een droom? Hoezo is er verband tussen deze personages en als dat verband er is, waarom zie ik het dan niet?
Maar De laatste verhalen was het tweede boek dat ik van haar las en tegen die tijd lag ik allang aan haar voeten van bewondering, want ik las eerst haar grootse roman Jaag je ploeg over de botten van de doden. En toen de rest…

Olga Tokarczuk (1962) is een Poolse auteur en ook activist en feminist. Zij is de eerste Poolse schrijver ooit die de International Man Booker Prize kreeg, in 2018, voor haar roman De Rustelozen (2011). Ook dit boek was best een uitdaging voor mij: afzonderlijke verhalen vormen een verband: een zogenaamde ‘constellatieroman’. Ook dit werk gaat over leven (eerste hoofdstuk, titel: ik ben), dood, beweging en migratie. Een rijk boek, ook nog eens voorzien van fascinerende illustraties (pentekeningen en kaarten). In 2018 won Tokarczuk tevens de Nobelprijs voor Literatuur. Ondanks deze uitzonderlijke prestaties is ze in haar eigen land weinig populair, door haar standpunten over thema’s als de jacht (in Polen een belangrijke toeristentrekker), vrouwenrechten en duurzaamheid.
In het werk van Tokarczuk is de mens niet verheven boven de dieren, maar onderdeel van de natuur. Uit: De laatste verhalen
En nu ziet ze het: haar hele lichaam zakt richting aarde, alsof alle delen ervan moe zijn geworden en zich in alle rust hebben neergelegd bij de dagelijkse schermutselingen met de aardse gravitatie. ‘Ja,’ zegt het lichaam, ‘ik geef me over, kom je tegemoet, ik vecht niet langer tegen je, ik verslap, buig, krom me, ik val op mijn knieen en ten slotte ga ik op mijn buik liggen, met mijn gezicht en dijen tegen de aarde, ik strek mijn armen: zuig me op, laat me in je opgaan, uiteenvallen, laat me veranderen in deeltjes vocht, naar beneden stromen en daar blijven.’
of
Een ding houdt me erg bezig: wanneer begint een mens met sterven? Er moet zo’n moment in het leven zijn, vast en zeker is het kort en onopgemerkt, maar het moet er zijn. Het klimmen, de ontwikkeling, de weg omhoog bereikt een culminatiepunt en dan begint het afgelijden. (…) Er moet zo’n moment zijn, maar we kennen het niet. We herkennen het niet. Als we het zouden kunnen zien, zouden we allemaal wijze mensen zijn. Ja, we zijn dommeriken.
De dood (her)kennen en omarmen, als onderdeel van een natuurlijk proces, door medische vooruitgang en daarmee gepaard gaande ethische vraagstukken over levenseinde een belangrijk hedendaags thema.
In dit werk wordt de mens weer onderdeel van de natuur, van de biologie, een van de dieren onder de dieren. Hoe geciviliseerd, wijs en gestudeerd ook, de mens blijft geboren worden en sterven, net als alle andere dieren. Dat natuurlijke proces zouden we, net als alles, maar wat graag totaal willen beheersen en ook al kunnen we het al veel beïnvloeden, uiteindelijk delven we altijd het onderspit, want hoe dan ook komt de dood.
In onze lichamen vordert het verval onherroepelijk, binnen afzienbare tijd worden we ziek en gaan we dood. Onze geliefden verlaten ons, de herinnering aan hen lost op in het tumult; er blijft niets van over. Alleen wat kleren in de kast en iemand op een foto die niet meer herkend wordt. De waardevolste herinneringen vervliegen. Alles verzinkt in het duister en verdwijnt.
Even interessant is in deze tijd van een wereldwijde pandemie de vraag hoe we omgaan met de dieren. De bio-industrie, de jacht, de exoten in andere werelddelen: je oogst wat je zaait? Wat is de plaats van de moderne mens in de natuur?
In Jaag je ploeg over de botten van de doden (de titel is een zin uit een gedicht van William Blake, een dichter wiens werk de hoofdpersoon vertaalt) is dat het belangrijkste thema.
De opbrengst van mijn leven is geen bouwmateriaal voor wat dan ook, niet in mijn tijd, nu, en ook niet in een andere: nooit. Maar waarom zouden we nuttig moeten zijn en waarvoor? Wie heeft de wereld ingedeeld in nutteloos en nuttig, en met welk recht? Heeft een distel geen recht op leven, of een Muis die het graan in de pakhuizen opeet, Bijen en Darren, onkruid en rozen? Wiens verstand heeft die brutaliteit gehad om te bepalen wie beter is en wie slechter? Een grote, kromme boom vol gaten heeft eeuwen doorstaan en is niet omgehakt omdat er niets van hem te maken viel. Dat voorbeeld zou mensen als wij moeten opbeuren. Iedereen kent het profijt van iets nuttigs, maar niemand kent het profijt van iets nutteloos.
Originele en belangrijke inzichten in onze tijd van individualisatie en prestatiedruk. Jaag je ploeg over de botten van de doden is in de eerste plaats een fijn verteld en heel spannend verhaal. Janina Duszenko woont in een afgelegen onherbergzaam gebied in Polen. Ze is eigenzinnig en ook eigenaardig: naast het land is voor haar ook het heelal een bron waar ze uit put. De sterren en planeten bepalen de orde, dat is voor haar zonneklaar. Een man uit de buurt wordt dood gevonden, en daarmee begint het verhaal. Janina Duszenko is een interessante protagonist die je nog lang bij blijft. Ze leeft in harmonie met de natuur, het heelal, de sterren. Ze leest horoscopen en trekt conclusies. Dat maakt haar mysterieus, en ook wijs. In alles blijft het verhaal geloofwaardig, en boeiend.
In een Geboortehoroscoop bepaalt de geboortedatum ook de sterfdatum. Dat is duidelijk: iemand die geboren wordt, moet sterven. Veel plekken in de Horoscoop wijzen ons de sterftijd en het soort dood aan, je moet ze alleen leren zien en het verband ertussen leggen. Je moet bijvoorbeeld de transitaspecten van Saturnus tot de hyleg controleren en wat er in het achtste huis gebeurt. En nog even kijken hoe de Lichten hier tegenover staan.
Deze auteur heeft me meermalen aan het denken gezet, en dat is wat ik graag vind in de literatuur. Vernieuwende inzichten, kennis, het verhaal is er ondergeschikt aan, een instrument, en verrijkt zo de lezer. Ooit weleens naar vleermuizen zitten kijken op een lome zomeravond?:
Zodra de Zon de horizon naderde, kwam er regelmatig een vleermuizengezin tevoorschijn. Ze kwamen geruisloos, zacht aangevlogen; ik vond hun vlucht altijd vloeiend lijken. (…) Ik zou heel graag willen weten hoe een Vleermuis de wereld ziet; ik zou maar wat graag een keer in zijn lichaam een vlucht willen maken boven het Plateau. Hoe zien we er hier allemaal uit, waargenomen met zijn zintuigen? Als schaduwen? Als bundels trillingen? Lawaaibronnen?
Vroeg jij je dit toen ook af?
Meer weten?
Olga Tokarczuk, Nobel Prize in Literature 2018: Official interview – Bing video