De Literatuurder worstelt weleens met de taal van de te lezen roman uit de wereldliteratuur. Is deze klassieker Amerikaans of Engels, dan kan ik die gelukkig in de oorspronkelijke taal lezen. Soms mis ik dan, ook al beheers ik de Engelse taal best goed, nuances of verwijzingen. Daarom lees ik een boek wat mijn interesse echt heeft gevangen vaak ook in het Nederlands. Of ik lees afwisselend in beide talen. Maar is het werk Duits, Russisch, Frans of noem maar op, dan ben ik op de vertaling aangewezen.
Mijn bewondering voor het knappe werk van de literaire vertaler is dan ook heel groot, wat een prestaties! Regelmatig wordt goed leesbaar vertaald werk herzien of hertaald. Ik hang dan vaak aan ‘mijn’ exemplaar, zoals bij Radetzkymars, van Joseph Roth (1894-1939).

Het werk van Joseph Roth is oorspronkelijk in het Duits geschreven. Ik koester mijn exemplaar van de Radetskymars (uit 1932) dat is vertaald door W. Wielek-Berg. Ik vind deze versie ontzettend goed, maar ik zal de meest recente hertaling binnenkort eens lezen en vergelijken. Wie meer wil weten over het boek of over de hertaling, een helder en mooi artikel daarover staat op de site van Tzum
Radetzkymars is een magnifiek verhaal over drie generaties van de familie Von Trotta, opa, vader, kleinzoon. Het speelt rond 1900. Kapitein von Trotta, de opa, heeft tijdens een veldslag een kogel voor de keizer, Franz Joseph, opgevangen. Die gebeurtenis leidt tot een heldenstatus voor de man (sindsdien: de held van Solferino) en een bevordering in rang waardoor hij in de adelstand wordt verheven. Een held tegen wil en dank, die zijn daad allesbehalve heldhaftig vond en ermee worstelt.
Trotta was na een maand weer hersteld. Toen hij terugkeerde naar zijn Zuid-Hongaarse garnizoen bezat hij de rang van kapiteit en de hoogste aller onderscheidingen: de Maria Theresa-orde en een adellijke titel. Sindsdien heette hij: kapitein Joseph Trotta von Sipolje.
Alsof zijn eigen leven was ingewisseld voor een vreemd, nieuw leven, in een werkplaats vervaardigd, repeteerde hij elke nacht voor het slapen gaan en elke ochtend na het ontwaken zijn nieuwe rang en zijn nieuwe stand, hij ging voor de spiegel staan en vergewiste zich van het feit dat zijn gezicht nog het oude was.
Als lezer zie je de goede man staan. Het is komisch en ontroerend tegelijk en die verteltrant is wat dit voor mij persoonlijk zo’n vermakelijk boek maakt. Het handelt over veldslagen en het leger, en de rangen en standen zijn voor mij onbekend terrein, maar de hoofdpersonen in de boeken van Roth zijn mensen. In de Radetzkymars is de held is geen held, de vader worstelt met zijn vaderschap en de kleinzoon, Carl Joseph, moet heldhaftiger zijn dan zijn gemoed hem kan laten zijn, omdat hij nou eenmaal afstamt van een ‘held’. Maar een mens is een mens. Ook, zelfs, de keizer…
Toen verscheen tussen de luitenant en de ruggen van de soldaten de keizer met twee officieren van de generale staf. Hij wilde juist zijn verrekijker, die een van zijn begeleiders hem aanreikte, naar zijn ogen brengen. Trotta wist wat dat betekende: zelfs als de vijand zijn terugtocht voorbereidde, dan nog stond ongetwijfeld zijn achterhoede naar de Oostenrijkers gekeerd en wie een veldkijker ophief gafa daarmee te kennen dat hij een doel was, waard om getroffen te worden. En het was de jonge keizer. Trotta’s hart bonsde hem in de keel.
De kleinzoon, Carl Joseph, gaat het leger in omdat dat van hem verwacht wordt, maar hij is er allesbehalve geschikt voor. Zijn vader wordt gaandeweg het verhaal gedwongen dat onder ogen te zien.
Radetzkymars is een verhaal over vergankelijkheid en veranderende tijden. Over familie en verschil tussen generaties. Over het ontdekken van je eigen kunnen en het aanvaarden van je tekortkomingen, en de onvoorwaardelijke liefde die altijd overwint.
De titel Radetzkymars verwijst naar het muziekstuk van Johann Strauss, dat voor het eerst werd opgevoerd in 1848 – het jaar dat Franz Joseph keizer werd. Die mars hoort de jongste Von Trotta als hij opgroeit en naar het schilderij van zijn opa, de grote en bewonderde held, staart.
De roman eindigt in de periode van de dood van de keizer in 1916. Dat staat symbool voor de vergankelijkheid van een tijdperk.
Alles verandert en Niets blijft hetzelfde.
Rebellie is een korte roman van Joseph Roth uit 1924. De versie die ik las verscheen in 2020 als E.J. Veen Klassieker. Ook in dit werk: alles verandert, en niets blijft hetzelfde.
Onze held is ditmaal Andreas Pum, die een been verloren en een onderscheiding gewonnen heeft in oorlogsgevechten. Gerechtigheid dient zich aan: hij verkrijgt op ietwat wonderlijke wijze de door hem zo begeerde vergunning zodat hij zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien met een draaiorgeltje. Er is hem veel aan die zelfstandigheid gelegen. Eer is een belangrijk woord voor Andreas. Hij houdt zich aan alle regels en leeft een keurig en eenvoudig leven. Zijn vergunning geeft hem status: hij staat boven de mensen die geen vergunning hebben kunnen bemachtigen en de zaak noodgedwongen oplichten om in hun onderhoud te voorzien. Andreas Plum waant zich feitelijk ‘beter’ dan een ander.
Met de vergunning in zijn portefeuille loopt een mens veilig door de straten van deze wereld, waar de politie op de loer ligt. Hij deinst voor geen enkel gevaar terug, hij kent niet eens gevaren. Op kwade buren die op broodnijd aangifte doen, hoeven we geen acht te slaan. Op een briefkaart delen we de autoriteiten mee hoe de zaak zit. We schrijven bondig en zakelijk. We zijn om zo te zeggen aan de autoriteiten gelijkgesteld, dankzij onze vergunning. We zijn door de regering gemachtigd te spelen waar en wanneer het ons aanstaat. Wij mogen ons orgeltje op de drukke straathoeken neerzetten. Uiteraard komt na vijf minuten de politie. Laat die gerust komen! Midden in een kring van gespannen toekijkende lieden halen we onze vergunning tevoorschijn. De politie salueert. We spelen door en draaien wat ons toevallig in de zin komt..
Alles een vooruitwijzing natuurlijk: die vergunning gaat hij kwijtraken.. Maar eerst gaat het hem nog meer voor de wind, trouwt hij met Katharina Blumich, een goed bedeelde weduwe met een lief dochtertje, wint zo een dak boven zijn hoofd en louter gunstige vooruitzichten. Zijn geluk maakt het neerkijken op anderen er niet minder op.
Wat was hij toch een geluksvogel! (…) Hij verdiende het goede. Niets wordt een mens zomaar in de schoot geworden. Zo denken rebellen. Ze hebben het mis, ze komen altijd bedrogen uit.
Wie goed doet goed ontmoet dus, wat Andreas betreft. Maar niets vrijwaart hem van het noodlot dat op hem af komt stevenen en zijn rustige leven om gaat gooien. Een mens is een mens.
Op de aanplakzuilen zijn affiches te zien. De oorlogsinvaliden zijn weer eens ontevreden. Heidenen, dat zijn het! ‘Kameraden!’ schreeuwen de affiches. De regering! De regering! Ze willen de regering afschaffen! Hem, Andreas Pum, kreeg je niet warm voor dat soort dingen. Hij schopte geen herrie, hij was een bedaard mens, hij verachtte kaartspelers, drinkers en rebellen.
Met die verachting in zijn hart had Andreas Pum al die lange of korte, hem door het lot toebedachte jaren kunnen leven, met die verachting in zijn hart, in die warme en goede knusheid, in die volmaakte harmonie met de aardse en de goddelijke wetten, in even grote verwantschap met priesters als met ambtenaren van de regering – als er niet een volstrekt onbekende man in het leven van Andreas Pum was gekomen om het te vernietigen, niet met boos opzet, maar gedwongen door het blinde toeval (…). De man aan wie Andreas zijn rampspoed had te danken, was de handelaar in passementerieen Arnold, van de firma Arnold & Hahn.
Voor wie nu wil weten hoe het verder gaat: het boek beslaat slechts 150 pagina’s en ik heb al zoveel weggegeven: Lees!
Bijna een eeuw na verschijnen heeft het niets aan actualiteit ingeboet. Nee, we kennen geen orgeldraaiers met ezeltjes strompelend op een houten poot. Maar er zijn nog steeds minder bedeelden, vergunningen, autoriteiten machtsmisbruik, verleidingen en woede aanvallen.
Het neerkijken op anderen die het minder hebben is ook de wereld nog niet uit. En het opkijken naar de hooggeplaatsten ook niet.
Dat is het wonderlijke en wonderschone van het lezen van literatuur. De spiegel die je wordt voorgehouden kan een eeuw oud zijn, of van gisteren.