Categorieën
bedenking

Een frisse start met Anton Koolhaas

De literatuurder is lang afwezig geweest maar heeft de pen weer opgepakt, en wel met zeer groot genoegen!

Recentelijk heb ik pas voor het allereerst kennis gemaakt met het oevre van Anton Koolhaas. Onmiddellijk was ik gegrepen door zijn roman Nieuwe Maan die ik voor een euro aanschafte in een kringloopwinkel. Ik wist me te herinneren dat mijn reeds lang geleden en veel te jong overleden vader (ook een Anton) Koolhaas graag las. Wat hij eraan had gevonden wilde ik graag alsnog onderzoeken, dat bleek al snel een fantastisch idee….

Koolhaas (de vader van architect Rem inderdaad) is een grote naam uit de literatuur die je eigenlijk zelden nog hoort. Ik vind geen enkel werk van deze toch bewezen bekwame literator (o.a Constantijn Huygens-prijs 1989,  PC Hooftprijs 1992) terug op de schappen van mijn plaatselijke bibliotheek.

Veel werk van Koolhaas gaat over dieren, of eigenlijk, het zijn dierenverhalen.

‘En bij mij thuis,’ zeide de muis Karel, veel scheller dan in zijn bedoeling lag zodat iedereen naar hem ging zitten kijken, waarbij sommigen hun verwondering over een dergelijke vrijpostige snelheid ineens voor een nog zo jonge muis, allerminst verborgen hielden, ‘bij de mensen waar ik dan ben, waarik dan kom, ‘ ging Karel aanmerkelijk kalmer verder, ‘zijn ze lid van de factutatieve lijkverbranding.’  Is de eerste zin van het eerste verhaal (Kater komt terug) van zijn verzamelde dierenverhalen.

Van mij mag deze zin de prijs krijgen voor een van de beste en meest intrigerende zinnen ooit. Fantastisch, je wilt meteen verder lezen! En dat deed en doe ik dan ook en niet alleen de dierenverhalen.

Wat te denken van de openingsparagraaf van De geluiden van de eerste dag uit 1975. Die luidt als volgt:

Het gaat over een ezel, een vrouw en een zevenslaper. Een combinatie, die weinig voor de hand liggend is; ingrijpend zal blijken en tot twee ongelukken leidt. De zevenslaper verliest daar het leven bij; de vrouw bijna

Wie slaat een boek nog dicht na zoveel beloftes.

De roman die mij onmiddellijk nieuwsgierig heeft gemaakt naar het werk van Koolhaas is Nieuwe Maan, een roman uit 1978. Nieuwe Maan is een fantastische (letterlijk en figuurlijk) vertelling over het echtpaar Enno en Marij (echt van die jaren 70 namen, terzijde voor de leeftijdsgenoten (ik ben van ’62). Enno verliest zijn baan en dat is de aanleiding voor het stel om zich te hervestigen op ‘De Kaap’ (‘Een’ kaap eigenlijk) in Frankrijk, een plek waar zij vele jaren daarvoor met hun toen nog kleine kinderen tijdens een vakantie zijn geweest. Het is Marij die aandringt op deze stap, Enno volgt. Marij geniet van de zee en Enno verveelt zich vooral. Vanwege een verloren liefde is Marij vaak in haarzelf gekeerd. Enno is doelloos. Zijn avontuur begint wanneer hij op een dag plots door de rots zakt. De grond is poreus, er is een grot. Er is een samenstel van grotten zelfs, ontdekt hij als hij neerdaalt. Het lijkt alsof hij in een prehistorische omgeving terecht komt. Hij is getuige van een soort evolutie, van vis naar vogel.

.. Er was een soort geluid in het donker. Niet een incidentele tik of zoiets, of stromen of ruisen van water, of iets van een herkenbaar bewegen; maar het geluid van angst. Nog niet eens een angst die zich al uit; of een angst waar al de ritseling van vluchten in zit; of zelfs de angst die zich alleen maar verraadt door het heffen van een kop, of van mogelijk zelfs een groot aantal koppen; maar angst van iets massaals, of van een massa van afzonderlijke levens, die tot iets ontwaken, wat ze zelf nog niet kennen (p 57)

De lezer is getuige van wat Enno ziet en meemaakt. Het wonderlijke is, dat het nergens ‘vreemd’ voorkomt terwijl het volslagen onmogelijk is wat hier gebeurt. Of toch niet? Dit is een boek dat je niet meer kunt wegleggen. Hoe gaat het aflopen met Enno, met de grot, met Marij en haar gedweep met de overleden liefde. 

Zo sympathiek zijn deze worstelende personen dat je als lezer alleen maar hoopt dat het goed komt, dat hij er levend uitkomt, dat zij hem in haar armen zal sluiten en dat ze samen nog lang en gelukkig zullen leven.

Maar het leven is geen sprookje. En dat was het nooit, ook niet in de tijd van Koolhaas. Zijn boeken zijn er gelukkig nog wel.